als een trein

Vandaag heeft hij geen zin, geen zin om te stoppen ook. Toen hij vanochtend opstond wist hij het eigenlijk al meteen; vandaag zou niet zijn beste dag zijn.

Verontwaardigd ziet hij de mensen kijken die staan te wachten op de trein waarmee hij onverbiddelijk de stations voorbij rijdt. “Dat zal ze leren”, hoort hij zichzelf denken, “moeten ze maar niet zo achterlijk zijn om net als ikzelf hun hele leven lang één of ander kutwerk te doen, waarin ze toch nooit zin hebben.” Want hij weet dat dat is waar het gros van hen naar op weg zijn.

“Doe iets! Doe iets anders, iets anders dan dat, dat waar je vrijwel nooit zin hebt,” schreeuwt iets in hem.  Hij trapt op de rem, stapt uit, en loopt het bos in.

De bomen die staan waar zij staan ontvangen hem niet doch hartelijk. Nu hij erover nadenkt was vandaag eigenlijk misschien juist wel zijn beste dag in tijden.